DE WERELD VAN GERARD DE NIJS (1918-1989)

Zijn leven en zijn werk

Gerard de Nijs in een interview in 1987:
Ik leer veel tijdens het schilderen. Ik ben eigenlijk een kleine god op mijn eigen. Ik kan de wereld zelf scheppen. Dat kan ieder mens. Door de omstandigheden worden de mensen er zo ingestopt. Het is heel belangrijk, dat je in jezelf gelooft. Dat je doet, wat je zelf wilt of goedvindt. Meer naar jezelf luisteren, daar gaat het om! Je hoeft geen kunstenaar te zijn om een kunstwerk te maken. Je moet zelfvertrouwen hebben..!


JEUGD
Gerard de Nijs wordt geboren op 31 oktober 1918 te Kaatsheuvel; als vijfde uit een gezin van tien kinderen. Hij komt niet uit een kunstzinnig nest, maar toch weet hij zich in latere dagen te herinneren hoe zijn moeder van fijn wit zand prachtige figuren over de lemen vloer uitstrooit, waardoor het woonvertrek een ander aanzien krijgt. Op school wordt hij gefascineerd door een afbeelding van een engel aan de muur. Een engel die zijn fantasie aanmoedigt en het sombere klaslokaal zelfs vrolijker van maakt. Zo’n engel wil hij zelf kunnen maken. Tekenen wil hij… In die tijd is een kunstenaar vaak een armoedzaaier en in het grote gezin waaruit hij voortkomt, onmogelijk. Volgens de plaatselijke traditie in de schoenindustrie moet er brood op de plank komen en dus wordt het werken. Ondanks het feit dat er voor hem geen mogelijkheid is om een opleiding te volgen zal hij al heel jong naar potlood of penseel grijpen om zich te uiten. Hij zal er telkens op terug grijpen, zodra hij de kans krijgt. Hij laat zich door niets of niemand ontmoedigen. Daarbij gunt hij zich geen tijd voor dingen die hem niet aanspreken, maar datgene wat hem eenmaal weet te bezielen, drijft hem onweerstaanbaar voort. Op zijn dertiende begint hij als leerling op een schoenfabriek en verdient hij een rijksdaalder per week. Weliswaar niet veel, maar hij is blij dat hij zo de zorgen thuis wat kan verlichten. Toch heeft hij moeite met het opgesloten zijn in de rumoerige fabrieksruimte die hem vaak benauwt. Soms wanneer hij zich onbespied waant, klimt hij op een verhoging om door een klein niet geblindeerd raampje naar buiten te kijken… naar de zonnebloemen. Daar schijnt de zon en ligt de vrijheid uitgestrekt. Het maken van schoenen is een creatieve bezigheid, waarin hij zeker op den duur voldoening vindt.
Zijn gevoeligheid zal nog menig keer op de proef worden gesteld, zoals toen een lichte beschadiging aan een schoen hem hoogst kwalijk genomen werd. Aan het einde van de week wordt het paar schoenen met de veters aan elkaar gebonden om zijn nek gehangen; bovendien gaat er van zijn loon een kwartje af... Hij heeft een hele tijd rondgelopen eer hij zijn ouders onder ogen durfde te komen vanwege dat kwartje minder; dat konden ze immers niet missen! Het is hard werken in de schoenindustrie en de lonen zijn laag. Hoewel er schoenen gemaakt worden, blijft de bevolking nog lang op klompen lopen. Wanneer het druk is in de schoenindustrie wordt er desnoods dag en nacht gewerkt; dat is van oudsher zo. Er ook veel aan thuiswerk gedaan. Vrijwel alle vrouwen verrichten thuis stikwerk; een bijverdienste die meestal broodnodig is. Het straatbeeld wordt dan ook bepaald door het over en weer transporteren van de schoenonderdelen.

————

NOTE: BRON https://www.nederlands-naief-realisme.nl/kunstwerk/190206655_Nijs%2C+Gerard+de.html#.YXe_ti-QmAk

(1918-1989) Zoals de meeste kinderen uit schoenmakers-gezinnen in die jaren, moest ook hij meteen na de lagere school gaan werken op een schoenfabriek. Vroeg in 1943 volgde de "Arbeitseinsatz". Dankzij een doktersattest (zieke moeder) mocht hij met verlof naar huis, waar hij onder dook, in welke periode hij ook al zijn artistieke talenten toonde.

————



CRISISTIJD
Vooral in de crisisjaren breken er minder drukke tijden aan, waardoor er weinig of soms helemaal geen werk is. De arbeiders horen ‘s ochtends of er al bestellingen zijn binnen gekomen; zo niet, dan gaan ze weer naar huis en heeft men weer een dag geen werk en geen inkomsten. Door de gedwongen winkelnering is men verplicht dure winkelwaren uit de fabriekswinkel te kopen. Het gevolg is dat de mensen schulden maken, waardoor er op afbetaling moet worden gekocht. Er valt niet aan dit systeem te ontkomen. Dan dreigt er immers ontslag en men kan nergens anders terecht voor werk. Ook de heren geestelijken helpen dit systeem in stand te houden. De hardheid van het fabrieksleven valt hem wel zwaar. Zodra de ‘slappe tijd´zich voordoet maakt hij dankbaar gebruik van de mogelijkheid om zijn penseel en potlood ter hand te nemen. Zijn vaste hand en zijn fantasie zullen hem nooit in de steek laten. Dan tekent hij een eigen wereld waarin hij onbereikbaar is.


OORLOG
Het socialisme is in opkomst en dat veroorzaakt de nodige spanningen tussen arbeiders en werkgevers. De Tweede Wereldoorlog breekt uit en de bezetting is een feit. Er is veel vraag naar schoeisel, maar door materiaalschaarste kan niet aan de vraag voldaan worden. Dit betekent meer vrije tijd. Behalve tekenen leest hij veel en probeert zijn kennis over kunst uit te breiden. Ondanks de oorlogsomstandigheden blijft zijn honger naar kunst groot. Zo ziet hij kans in de loop der jaren een enorme kennis omtrent kunst en kunstenaars te vergaren, die hem later van pas komt wanneer hij op oudere leeftijd tracht zijn talent te ontwikkelen. In 1942 wordt hij gedwongen op transport gesteld naar Duitsland, waar hij als dwangarbeider in een bruinkolenmijn bij Magdenburg tewerk wordt gesteld. Dankzij een doktersattest over zijn zieke moeder mag hij met verlof naar huis. Hij duikt meteen onder. Tijdens zijn onderduikperiode is hij actief bij de ondergrondse. Om in zijn onderhoud te voorzien maakt hij gebruik van zijn artistieke talenten. In ruil voor voedsel beschildert hij wandtegeltjes met patriottische leuzen, ‘Ik hou van Holland’ en ‘Alles zal reg komen’, die gretig aftrek vinden. Omdat de Duitsers hem voortdurend op de hielen zitten moet hij steeds van adres veranderen. Veertien dagen na de bevrijding van Kaatsheuvel (29 oktober 1944), meldt hij zich aan oorlogs- vrijwilliger in Brussel. Hij krijgt zijn soldatenopleiding in Aldershot, Engeland. Later meldt hij zich vrijwillig voor uitzending naar Nederlands Oost-Indië. In afwachting van zijn vertrek is hij in Kerkrade gelegerd. Op een dag wil hij mensen van een onderduikadres uit de oorlogstijd gaan bezoeken. Hij neemt de tram naar Heerlen en daar vraagt hij aan een jonge vrouw de weg. Deze vrouw, Anny Schoutrop, zal later zijn echtgenote worden. Maar eerst moet hij Nederlands Oost-Indië helpen bevrijden. In de herfst van 1945 vertrekt hij. Hoe anders dan verwacht blijkt de toestand daar. In plaats van rust en vrede te kunnen brengen komen ze in gevechtshandelingen en politionele acties terecht en altijd moeten ze beducht zijn op sluipmoordenaars. Per slot van rekening vechten de Indonesiërs ook voor de vrijheid van hun land. Dat beseffend maakt de strijd voor hem moeilijk. Veel van zijn kameraden sneuvelen en ook zijn leven is zo zeker niet meer. Hij keert terug, lichamelijk dan misschien wel ongedeerd, maar geestelijk ontredderd. Aan een oorlog die zoveel littekens op zijn ziel heeft achtergelaten, zal hij voor de rest van zijn leven nachtmerries overhouden.


GEZIN & SCHOENFABRIEK
Terug in Nederland gaat hij, samen met zijn Limburgse vriendin Anny Schoutrop met wie hij gedurende zijn verblijf in Indonesië gecorrespondeerd heeft, naar het Rijksmuseum in Amsterdam om de beroemde `Nachtwacht´ van Rembrandt te zien. Hij is tot tranen toe bewogen. Hier heeft hij al die jaren naar verlangd… Nog altijd sluimeren in hem de schildersaspiraties en zijn fantasie wordt gestimuleerd. Zijn hand, die potlood en penseel moet hanteren, is nog even vast en zeker, ondanks de doorstane spanningen. Maar in Nederland is er in 1948 voor een kunstenaar nog niets veranderd. Men is volop bezig met de wederopbouw, de woonruimte is schaars en nog altijd zijn er levensmiddelen op de bon. De mensen hebben dringendere behoeften dan het kopen van kunst. Hij komt dus toch weer in de schoenindustrie terecht. Nog steeds heeft hij, na jarenlange omzwervingen, moeite met het opgesloten zijn in de enge fabrieksruimte. Toch went hij weer aan de hem toegewezen ´vierkante meter werkruimte´ zoals hij zijn plaats in de fabriek noemt. Hij weet zich zelfs te bekwamen in het maken van modellen en het ontwerpen van accessoires voor damesschoenen. Hij speelt met leer, met dezelfde precisie en verbeeldingskracht als in zijn latere jaren met penseel en verf. In 1950 trouwt hij met de Anny Schoutrop. Er worden vier kinderen geboren. Voor de kinderkamer schildert hij figuren. Al op zeer jeugdige leeftijd weet hij zijn kinderen liefde voor tekenen en schilderen bij te brengen. Net zoals hij later ook zijn kleinkinderen weet te inspireren. Af en toe, zoals in zijn vakantie, bezoekt hij samen met zijn vrouw tentoonstellingen en musea. Soms vindt hij tijd zijn vaardigheid te bestuderen, zoals de techniek van Escher, Jugendstil, de weelderige lichaamsproporties van Rubens, het expressionisme van Van Gogh of zich te verdiepen in de geheimzinnige wereld van Jeroen Bosch. Maar omdat de behoeften in zijn jonge gezin toenemen gaan veel van zijn vrije uren op aan overwerken voor de fabriek. Rond de kersttijd, wanneer de fabriek gesloten is, haalt hij verf en penselen even te voorschijn. Hij kan het niet laten; zijn vingers jeuken, al is het maar om wat kerstsfeer te scheppen. Even wil hij dan voelen, wat het is om kunstenaar te zijn. Met de wederopbouw komt ook de industrie goed op gang en de welvaart stijgt in snel tempo. De schoenindustrie beleeft zijn gouden tijd. De levensomstandigheden verbeteren aanzienlijk. Helaas duurt het niet lang. Er worden schoenen uit ontwikkelingslanden geïmporteerd, waar mensen nog voor een hongerloontje werken en dat levert hier meer winst op. Zo komt langzaam maar zeker de teloorgang van de schoenindustrie op gang en de dure machines die aangekocht zijn om de productie te verhogen, blijken een vergeefse investering. Het zijn vaak dramatische omstandigheden wanneer er weer een fabriek moet sluiten en arbeiders ontslagen worden.


VOETBAL
Sport is zijn hele leven een uitlaatklep geweest. Lichamelijke inspanning geeft hem energie en ruimte. Van jongs af aan wordt alle vrije tijd in voetballen gestoken. Als kind wordt hij de beste doelman van het toenmalige schoolvoetbalelftal ´Don Bosco’. Al in de vooroorlogse jaren wordt hij keeper van DESK. Tijdens zijn verblijf in Nederlands-Indië keept hij in militaire elftallen. Bij terugkomst in Nederland staat hij meteen weer onder de lat bij DESK. Door zijn grote inzet weet hij zich te onderscheiden en zijn ploeg tot grote prestaties aan te moedigen. Als de meest stijlvolle DESK-keeper zal hij de geschiedenis ingaan. Na zijn eigen voetbalperiode zal hij zich verdienstelijk maken als begeleider van het eerste elftal, grensrechter en jeugdtrainer. Ongetwijfeld zal zijn geslotenheid door het beoefenen van sport positief beïnvloed zijn, toch zal zijn introverte aard nauwelijks toelaten dat hij zich hoe dan ook bloot geeft. ’s Winters, wanneer de velden door vorst of sneeuw onbespeelbaar zijn, komt het tekenen en schilderen hem weer goed van pas, als een aangename adempauze.


HET KEERPUNT
Wanneer de fabriek in 1973 moet sluiten, is hij zo gedesillusioneerd, dat hij tijd nodig heeft om dat te verwerken. Dagen zit hij thuis en vertoont zich weinig op straat. Hij schaamt zich voor zijn werkloosheid. Op zijn leeftijd is moeilijk aan werk te komen. Eigenlijk zou hij nu dus kunnen gaan schilderen. Hij heeft immers tijd in overvloed… Iets waar hij jarenlang machteloos naar uitgekeken heeft, wordt hem plotseling zomaar toege- worpen. Maar het overdondert hem zo, dat hij er onzeker van wordt. Daarbij, schilderen kost geld; linnen, verf, penselen… Hij heeft een uitkering, niet veel; zijn kinderen studeren nog! Die raden hem aan te gaan schilderen. Maar in welke stijl? Hij weet te weinig van anatomie en perspectief en hij vindt zichzelf te oud om dat nog te gaan leren. Het toeval wil, dat hij in 1977 met zijn vrouw in het Frans Hals museum in Haarlem een tentoonstelling bezoekt van Joegoslavische naïeven. Op het moment dat hij hun werk ziet is hij sprakeloos. Zoals deze kunstenaars schilderen, hun stijl… Het overweldigt hem. Wat hij daar ziet doet hem een besluit nemen. Perspectief en anatomie zijn hier niet zo belangrijk. “Ik zei tegen mijn vrouw; zo kan ik het ook! Kom maar mee naar huis. Morgen begin ik. Nu weet ik genoeg…” De volgende morgen maakt hij van de vroegere slaapkamer van een van zijn kinderen zijn eigen atelier. Gaat verf kopen en…hij begint eraan. Het schilderen heeft niet meer opgehouden.


DE SCHILDER
Er is iets in hem wakker geschud, wat jarenlang gesluimerd heeft. Met de bezetenheid van Van Gogh gaat hij aan het werk. Hij schildert als in een roes, van ’s morgens vroeg tot ‘s avonds laat.
Hij wil de verloren jaren inhalen. Zijn werkdrift dwingt hem van het ene fantasievolle schilderij naar het andere. Als hij op het ene doek bezig is, zit het idee voor een volgend al in zijn hoofd. “Het volgende wordt nog mooier...!” Met uiterste precisie mengt hij de verf. Blijft streven naar verbeteringen. Hij gunt zich geen tijd voor afleiding. Hij gaat maar door. Het is als een explosie, waarmee hij zich op het scheppen van kunst stort. Kunst, waarin hij zijn ziel weet te leggen. Hij bezoekt een galerie van naïeve kunst in Thorn en hoopt daar wat van zijn werk te kunnen verkopen, zodat hij geld heeft om nieuw materiaal aan te schaffen. Als blijkt dat zijn werk in de smaak valt, is hij zeer enthousiast. Het moedigt hem aan: “Nu kan ik ook beter linnen kopen, maar eerst gaan we er eens lekker van eten An!” Koortsachtig gaat hij weer aan het werk, want de jachtige sfeer van het fabriekstempo heeft hem nog niet losgelaten… Waren de afmetingen van zijn eerste schilderijen vrij klein; nu de vraag naar zijn werk stijgt, kan hij het best wagen om ze wat groter te maken. Als compensatie voor de kosten en om wat beweging te hebben maakt hij de lijsten zelf. Eenvoudige zwarte lijst. De eerste jaren verkocht hij zijn schilderijen voor zestig gulden per stuk, want zo redeneerde hij:”Ik kan de mensen toch niet overvragen.” Toen echte kunstkenners hem adviseerden om meer te gaan rekenen, trok hij op tot honderd gulden. Nadien liep hij nog vele weken met de gedachte rond, dat hij woeker pleegde… Hoewel hij zich er nog niet bewust van is, weet hij in korte tijd een eigen stijl te ontwikkelen. Het zijn toevallig juist anderen, die hem er attent op maken. Later zal hij zich laten ontvallen: “Met schilderen alleen kun je er niet komen. Er zijn zo velen die het goed kunnen en het geprobeerd hebben. Het is de kunst op weten te vallen…” Hij was er eigenwijs genoeg voor… Met een zekere regelmaat bezoekt hij tentoonstellingen, maar rusteloos als hij is, kan hij niet lang bij een kunstwerk blijven staan; zoveel emoties en inspiratie als op hem af komen. Werkte hij in het begin hele dagen aan een stuk door, later onderbreekt hij zijn werk van tijd tot tijd, moe van het voorovergebogen zitten, maar ook wil hij zijn ogen wat rust gunnen, dan stapt hij bij voorkeur op de fiets, ook wil hij wel eens van gedachte wisselen met een andere schilder of schilderes, ervaringen uitwisselen of om gewoon zijn `accu` op te laden… Gerard de Nijs, een man van uitersten. De stugge, weinig spraakzame man met een ijzeren discipline als drijfveer, tegen de goed van de tongriem gesneden kunstenaar. Discussiëren valt hem moeilijk, maar over kunst raakt hij niet uitgepraat… Voor andere, in zijn ogen onbelangrijke zaken kan hij weinig interesse opbrengen.


OVER ZIJN WERK
Met een indringende bescheidenheid weet Gerard de Nijs door zijn stijl en beeldspraak ideeën en intenties heel overtuigend vorm te geven.
Hij schept een wereld vol symboliek en romantiek. Zoals het in een droom zou kunnen zijn. Een droom waarin geboden noch verboden gelden. Een volkomen vredige situatie, waar voortdurende sereniteit alles in balans schijnt te houden. Hij schildert hemels die uitvloeien in tere tinten. Het zijn flitsen van verlangen. “Hemels moeten vrede uitstralen,’’ vindt hij. Toch gaat er ook een zekere spanning van zijn werken uit, die vragen oproepen of een boodschap inhoudt. Alsof hij de steeds harder wordende wereld af zou willen remmen, of met een `Zo kan het toch ook!` terecht wil wijzen. Op veel schilderijen zie je meisjes, op de rug gezien. Hierover zegt hij: “Dat geeft iets raadselachtigs, iets mysterieus. Veel mensen vereenzelvigen zich met dat meisje…” Zijn werk getuigt van een zekere discipline; alle schaapjes netjes op een rij. “Schapen zijn net mensen: als er een voorop loopt, gaan ze er allemaal achteraan…” Water en luchten golven symmetrisch. Bomen, bloemen nauwkeurig geordend. Heel opvallend zijn de ragfijne details van blaadjes, grassprietjes, enz. Soms lijkt het geschilderd met een penseel van twee of drie haartjes. De hand, die dit alles op het linnen tovert, getuigt van eindeloos geduld en immense zelfdiscipline. “En zo hoort het ook,” zal hij vaak zeggen. Ook het religieuze uit zijn prille jeugd is nog niet uitgeblust, want af en toe schildert hij met genoegen en misschien ook wel met een tikkeltje leedvermaak paters en nonnetjes. Op een tentoonstelling in Thorn hangt een schilderij van De Nijs: een pastoor, roeiend in een bootje, met tegenover hem een non. Om het enigszins devoot te houden staat in de verte een kerkje… Op de achterkant staat de titel: `Een stille liefde…` De volgende dag belt de galerie-houdster: ”Gerard je raadt nooit wie het schilderij gekocht heeft… De pastoor van Thorn!” Om de kijker aan het denken te zetten geeft Gerard zijn schilderijen vaak een titel mee, een boodschap of een gedachte. Het komt nogal eens voor, dat mensen naar de betekenis van een schilderij of een detail daarvan vragen. Soms heeft men zelf een visie van een voorstelling. Hij wil niemand hun eigen illusie ontnemen. Hij laat het raadsel bestaan.


REIZEN
Verre reizen maken samen met An; van het geld dat hij met zijn schilderijen heeft verdiend. Uiteindelijk, want al die jaren dat hij op de schoenfabriek werkt, zijn het denkbeeldige vakanties; vanuit de stapel reisgidsen, die hij met kerstmis doorleest… In het vroege voorjaar een korte vakantie aan de Rivièra; hij is er aan toe. Ronddwalend ziet hij hoe het heldere licht weerkaatst wordt in de Middellandse Zee. Vele schilders uit heel Europa die hem voorgingen. Hij geniet van het milde klimaat. De mimosa bloeit al in februari. Daarbij voelt hij zich op zijn gemak, te midden van de kunst, die er rijkelijk vertegenwoordigd is. Met vrouw en kinderen kamperen aan zee. Eerst is het nog Nederland en België, dan volgt Frankrijk. Hij geniet ervan, al heeft hij dagen nodig om los te komen van zijn werk. De kinderen: ”Tijdens de vakantie kun je van pa alles gedaan krijgen, maar thuis kun je hem nauwelijks bereiken…” Veel landen worden bezocht, maar de meeste indruk maakt Rusland. Op het Rode Plein staan overweldigt hem… Leningrad, de Hermitage… Woorden schieten te kort om zijn belevenissen weer te geven. Als hij onderweg ‘zijn bomen’ in het landschap herkent, valt zijn mond open van verwondering… Het zijn precies de bomen, die De Nijs al jaren op zijn schilderijen zet! Zijn fantasie delen met de kleinkinderen; kind zijn onder de kinderen… Al vertellend tekent hij zijn verhalen en neemt ze mee in zijn wereld. Laat ze ontdekken, dat er meer is dan de werkelijkheid om hen heen.


BEKENDHEID
Met zijn schilderwerken zal hij later deelnemen aan diverse tentoonstellingen van naïeve kunst. Bij de opening van een tentoonstelling in Thorn is ook werk van hem vertegenwoordigd en het openingswoord wordt gevoerd door een docente Joegoslavische talen aan de universiteit van Amsterdam. Zij legde uit dat Joegoslavische naïeve schilders geïnspireerd zijn door de werken van Nederlandse meesters, die in kerken en openbare gebouwen zijn te zien; zoals Pieter Bruegel en Jeroen Bosch. Toen ze later hoorde dat De Nijs geïnspireerd is door de Joegoslavische naïeven liet ze zich ontvallen: “Dat is interessant, want kijk, nu is de cirkel rond.” Zo’n 53 tentoonstellingen zullen volgen: Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Rotterdam, Nuenen… In de Europese steden: Parijs, Brussel, Keulen… In de Verenigde Staten: het New Yorks Collyseum, San Diego, Dallas… Al zijn schilderwerken vinden hun weg naar nieuwe eigenaars. Het succes is hem niet naar het hoofd gestegen. In de door B.Coolen en M.Wilmont in 1981 gemaakte LAS’79 film ´Gerard de Nijs, naïef…?´ zegt Gerard: ”Als ik in de krant lees ‘de kunstenaar De Nijs’ dan voel ik, dat ik dat eigenlijk niet kan zijn. Een kunstenaar is eigenlijk iemand die gestudeerd heeft. En ja... ze kunnen mijn werk wel namaken, maar nooit in mijn gedachten kruipen!” Tijdens zijn korte actieve leven is autodidactisch kunstenaar Gerard nauwelijks in staat om te voldoen aan de bijzonder grote vraag naar zijn schilderijen. Door het succes dat hem ten deel valt, kan hij aan heel wat tentoonstellingen in binnen- en buitenland deelnemen. Jammer genoeg heeft hij nooit met een eigen tentoonstelling kunnen komen, ofschoon hij die wens in stilte koesterde. Voor zo’n tentoonstelling moet hij wel een jaar lang zijn werk verzamelen en mensen teleurstellen, die op een schilderij van hem wachten. Dat ging hem aan het hart. En dus stelde hij zo’n expositie maar weer even uit..


NAWOORD
Op 23 september 1989 overlijdt hij, vrij onverwachts, op de leeftijd van 70 jaar. Drie jaar na zijn dood wordt in het gemeentehuis te Kaatsheuvel een overzichtstentoonstelling ´Gerard de Nijs en zijn Wereld´ georganiseerd. Honderd schilderijen worden naar hun ‘geboorteplaats’ teruggehaald… voor zes weken. Overweldigende belangstelling en een diepe indruk blijven achter… Een postuum huldeblijk voor een kunstnaar, die wereldwijd bekendheid heeft gekregen, maar te laat in zijn geboortedorp. Alle mensen, die hem goed gekend hebben, weten dat hij juist hunkerde naar die lokale erkenning. Maar zij weten ook dat zijn aangeboren bescheidenheid zich niet voor persoonsverheerlijking leende.

Gerard de Nijs in een interview in 1987:
“Ik leer veel tijdens het schilderen.
Ik ben eigenlijk een kleine god op mijn eigen.
Ik kan de wereld zelf scheppen. Dat kan ieder mens.
Door de omstandigheden worden de mensen er zo ‘ingestopt’.
Het is heel belangrijk, dat je in jezelf gelooft. Dat je doet, wat je zelf wilt of goedvindt.
Ik krijg soms het verwijt van mensen: je luistert niet. En dat is soms ook zo. Dan ben ik met mijn gedachten ergens anders. Nu denk ik wel eens; ik had vroeger niet zoveel moeten luisteren, dan was ik nooit in de schoenfabriek terechtgekomen… Heel je leven moet je luisteren. Je wordt bang gemaakt voor de politie. Door de pastoor voor de hel… Door al die dingen word je bang en daardoor doe je niks, durf je niks…
Meer naar jezelf luisteren, daar gaat het om!
Je hoeft geen kunstenaar te zijn om een kunstwerk te maken. Je moet zelfvertrouwen hebben..!”

Zijn vrouw An de Nijs-Schoutrop:
“Kunst… Gerard is er altijd mee bezig geweest. In feite is zijn leven één lange aanloopperiode als voorbereiding naar zijn kunstuitingen, die op latere leeftijd een aanvang namen. Telkens, na een onrustige periode in zijn leven, zou hij erop terug vallen. Zijn somberheid op wonderlijke wijze omzettend in het scheppen van kunst…”


COLOFON
Samenstelling: Gijs Horvers, Marjan Horvers-de Nijs
Tekst: A.C.de Nijs-Schoutrop, J.A.H.Klijn, Marlies Horvers, Marjan Horvers-de Nijs
Bronnen:
- Strol Zaand 1992: Toon Ververs
- Heemkundekring Loon op Zand
- LAS’79 film: ´Gerard de Nijs, naïef…?´
- RVU film: ´Keerpunt´
- LTV3 documentaire: ´Gerard de Nijs en de naïeve kunst´: J.A.H.Klijn

Gerard de Nijs
Geboren 1918 in Kaatsheuvel Overleden 1989

Gerard de Nijs die met zijn "naïeve" werken naar perfectie streefde, exposeerde wel in de Verenigde Staten, namelijk in het New Yorkse Collyseum, in San Diego en in Dallas. Verder in Europese steden als Parijs, Brussel en Keulen; in eigen land in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, in het witte stadje Thorn, het van Goghplaatsje Nuenen en in nog veel meer oorden waar kunst geliefd is.
Zijn echte vakanties bracht hij door in landen waar hij kon genieten van kunst en cultuur. Om inspiratie op te doen? Welnee, ik denk van niet, want Graard de Nijs had immers inspiratie genoeg van zichzelf.

Expositie 1992

Nou wordt hier dan toch nog Gerard de Nijs geëerd, al is dat drie jaar na zijn dood. Een postuum huldeblijk voor een kunstenaarsziel die wél wereldwijd bekendheid kreeg maar niet in zijn geboortedorp. En alle mensen die hem goed hebben gekend, weten dat hij juist hunkerde naar die lokale erkenning. Maar zij weten ook dat zijn aangeboren bescheidenheid zich niet voor persoonsverheerlijking leende.
Gerard de Nijs die met zijn "naïeve" werken naar perfectie streefde, exposeerde wel in de Verenigde Staten, namelijk in het New Yorkse Collyseum, in San Diego en in Dallas. Verder in Europese steden als Parijs, Brussel en Keulen; in eigen land in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, in het witte stadje Thorn, het van Goghplaatsje Nuenen en in nog veel meer oorden waar kunst geliefd is.
Graard, zoals wij hem hier in Kaatsheuvel noemen, werd in 1918 in de Marktstraat geboren. Hij was één van de vijftien kinderen uit het gezin de Nijs-Hamers. Zoals de meeste kinderen uit schoenmakers-gezinnen in de vooroorlogse jaren, moest ook hij meteen na het verlaten van de school gaan werken op een schoenfabriek. Er was geen geld om door te studeren; zelfs het schamele jeugdloon uit die jaren was welkom in zo'n groot gezin.
Oudere generaties Kaatsheuvelse mensen kennen Graard de Nijs het beste als sportman. Als de beste doelman van het toenmalige beste schoolvoetbalelftal, namelijk van Don Bosco; en natuurlijk, weer later, als de beste en meest stijlvolle keeper van de "grotemensenclub" DESK. Vroeg in het oorlogsjaar 1943 ontkwam ook Graard niet aan de Duitse "Arbeitseinsatz". Hij werd in een bruinkolenmijn in Maagdenburg tewerkgesteld. Dankzij een doktersattest over zijn zieke moeder mocht hij met verlof naar huis; hij dook meteen onder. In die onderduikerstijd toonde hij al zijn artistieke talenten, hij beschilderde wandtegeltjes met patriottische leuzen, zoals 'ik hou van Holland".
Veertien dagen na de bevrijding van Kaatsheuvel (29 oktober 1944), meldde Graard zich als oorlogsvrijwilliger aan in Brussel. Hij kreeg zijn soldatenopleiding in Aldershot, Engeland, en vertrok in de herfst van 1945 naar het toenmalige Nederlandsch Oost-Indië. Indonesië was toen net bevrijd van de Japanners en de Nederlandse autoriteiten wilden weer orde op zaken stellen in de voormalige kolonie. Graard verbleef daar tot 1948.
Meteen na zijn thuiskomst bracht Graard een bezoek aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Want hij had zich in Indonesië voorgenomen, dat, mocht hij overleven, hij toch minstens de Nachtwacht van Rembrandt moest hebben aanschouwd. Dat eerste bezoek aan een groot museum met kunstwerken zou weldra gevolgd worden door vele andere "bedevaarten"! Natuurlijk kwam Graard de Nijs weer in de schoenindustrie terecht. De eerste jaren als overleersnijder, later als ontwerper van strikken en ornamenten voor modische damesschoenen. Hij speelde met leer met dezelfde precisie en verbeeldingskracht als in zijn latere jaren met penseel en verf. In 1950 huwde hij met de Limburgse Anna Schoutrop. En uit hun huwelijk kwamen vier kinderen voort. Het mag voor de huidige bewonderaars van Graard de Nijs een geschenk uit de hemel zijn dat de schoenfabriek waar hij werkte in 1974 de poorten sloot. Ik zal zijn woorden nooit vergeten toen hij zei dat hij zich schaamde omdat hij werkloos was, maar dat hij nou tenminste tijd kreeg om boeken over kunst te lezen en tentoonstellingen of musea te bezoeken. En bovendien kon hij nou zelf aan het schilderen. Alleen zocht hij nog naar een eigen stijl, want op zijn leeftijd kon hij immers geen perspectief en/of anatomie meer gaan studeren.
Die eigen stijl kwam er snel. Graard werd geïnspireerd bij het aanschouwen van een tentoonstelling over "naïeve kunst" in het Frans Hals-museum in Haarlem. Dat was in 1976, en Graard ging met de bezetenheid van een Vincent van Gogh aan het schilderen. Hij kreeg zijn atelier op de vroegere slaapkamer van één van z'n kinderen. Met de hierboven aangehaalde bezetenheid bedoelen we werkdagen van tien tot twaalf uur. Zijn verbeeldingskracht kwam al heel snel tot uiting, evenals zijn precisie. Zelf was hij over een bepaald werk nooit tevreden. Dan heette het: "Het volgende moet nog beter!"
In de kleine vijftien jaar dat Graard de Nijs zijn nieuwe, tweede leven beleefde schilderde hij naar schatting zo'n 1000 werken achtereen. De eerste jaren verkocht hij zijn produkten voor zestig gulden per stuk, want, zo redeneerde hij, "Ik kan de mensen toch niet overvragen". Toen echte kunstkenners hem adviseerden om meer te gaan rekenen trok hij op tot honderd gulden. Dat was tijdens zijn tentoonstelling in Thorn en hij liep nadien nog vele weken met de gedachte rond dat hij woeker pleegde. Voor Graards duurste werk, en dat was reeds in zijn laatste jaren, is op de kop af zevenhonderd gulden betaald. "Maar dat is een groot stuk, ik heb er veertien dagen op gewerkt", zei hij. "Och, als ik van de opbrengst maar wat kunstboeken kan kopen en er ene keer per jaar samen met An van op vakantie kan", hoorden we vaak uit zijn mond. En op vakantie gaan deed hij uiteindelijk, samen met An. Daadwerkelijk, omdat hij in al die jaren dat ie op de schoenfabriek werkte, uitsluitend denkbeeldige vakanties hield tegen Kerstmis, want dan had hij bij enkele reisburo's een flinke stapel reisgidsen gehaald. Zijn echte vakanties bracht hij door in landen waar hij kon genieten van kunst en cultuur. Om inspiratie op te doen? Welnee, ik denk van niet, want Graard de Nijs had immers inspiratie genoeg van zichzelf.

De inspiratie van de gevoelsmens Graard de Nijs, de verbeeldingskracht en de precisie zijn de komende weken te bewonderen in de grote hal van het gemeentehuis! Daar zijn zo'n tachtig werken van hem tentoongesteld. Deze tentoonstelling is door de kunstcommissie van de gemeente Loon op Zand "Gerard de Nijs en zijn wereld" genoemd. En "zijn wereld" is er een van sereniteit, van vrede dus. Graard bedoelde "zijn wereld" als compensatie voor de harde, werkelijke wereld.

De tentoonstelling "Gerard de Nijs en zijn wereld" wordt op zondag 13 december om drie uur 's middags geopend door Ben Knapen, hoofdredacteur van NRC-Handelsblad. Op werkdagen geopend van tien tot twaalf uur en van half twee tot vijf uur. Op zondag en maandag 28 december tot en met donderdag 31 december tussen half twee en vijf uur. Op Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag gesloten.

Citaat uit: Strol Zaand 1992, Toon Ververs


© 2006 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de erven van Gerard de Nijs.